Op de vloer loopt een blauwe streep en boven mijn hooft hangt de gezellige maar praktische een TL-verlichting. Het is midden in de nacht. De ziekhuisgang is leeg. De bevalling die thuis begon, is in het ziekenhuis geëindigd in een keizersnede. Voordat ik terug naar huis rijd, kijk ik in de kamer van de verpleging op het bord waarop de namen staan van de vrouwen die aan het bevallen zijn. Ik herken de naam van een van onze cliënten die medisch is geworden en dus in het ziekenhuis zal bevallen. Het is voor vrouwen die gaan bevallen altijd fijn om een bekend gezicht te zien, dus ik besluit te gaan kijken hoe de bevalling loopt. De verpleegkundige vraagt binnen of ze het goed vindt dat haar eigen verloskundige komt aansluiten en ik hoor de zwanger ‘ja graag’ roepen tussen 2 weeën door.
“Hoi, ik ben de verloskundige van jouw praktijk en kom even kijken hoe het met je gaat”, zeg ik, als ik de verloskamer binnenstap. “Wat fijn”, zegt ze. Ze ziet er anders uit dan dat ik me haar herinner. Maar veel tijd om daar een gesprek over te hebben is er niet. Ze kermt van de pijn. “De persweeën zijn begonnen. “Je bent er bijna”, zeg ik.
De arts-assistent komt binnen. “Het is druk”, zegt hij tegen mij. “Drie bevallingen tegelijk. ” Ik blijf om te helpen”, zeg ik. In de hoek van de kamer zit de man van de vrouw op zijn telefoon. Als ik naast hem sta zie ik dat hij scrolt over zijn Instagram. Ik geef hem een hand. “Hallo, zullen we samen even helpen?’ Hij staat op en gaat naast zijn vrouw staan. Met een knip bevalt de vrouw een half uur later van een gezonde dochter. “De knip moet nog wel worden gehecht,” zucht de arts-assistent. Ik doe dat wel,” zeg ik. De overduidelijk vermoeide man van eind twintig kijkt mij dankbaar aan. Ik heb nog wel even tijd, ga maar snel verder.” Hij geeft mij een hand en snelt naar de andere verloskamer.
Ik ga je verdoven, geen zorgen,” zeg ik tegen de vrouw, die van haar dochter verschrikt naar mij kijkt als ik de spullen klaar leg. De man komt naast me staan en tikt me op de schouder. “Wil je alsjeblieft een steekje bijzetten? Dan wordt het extra strak.” Ik kijk op en zeg: “Misschien moet je even nadenken over wat je nu zegt, momenteel heeft ze meer aan een flinke knuffel en bemoedigende woorden.” De man draait zich om, kijkt naar zijn vrouw en geeft haar vluchtig een kus. Al snel verruilt hij de stoel in de hoek voor de gang.
De volgende dag draag ik mijn dienst over aan mijn collega en vertel wie er bevallen zijn. Ik noem de naam van de vrouw. “Dat kan niet,” zegt mijn collega. “Die is vorige maand al bevallen toen jij een week vrij was.” “Nee hoor, ik was er gisteravond bij.” “Weet je zeker dat het om deze vrouw ging?” vraagt mijn collega scherp.
Ik bel het ziekenhuis en vraag naar de naam van de vrouw die vannacht is bevallen op kamer veertien. Ik krijg een andere naam van de betreffende verloskundigenpraktijk die voor haar zorgt in het kraambed. De naam was hetzelfde en de geboortedatum op één dag na ook. Met een blos op mijn wangen bel ik deze verloskundigenpraktijk op waar de vrouw onder behandeling is en bied mijn verontschuldigingen aan. Ze kunnen er hartelijk om lachen. “Super dat jij er namens ons bij was.” Daarna bel ik de vrouw om mijn excuses te maken. “Meid, geen sorry hoor. Ik vond je geweldig. Ik was heel blij met je. Die kerel van mij kwam met een bos bloemen en excuses terug van de gang!”