Vanochtend was het best koud, nu loop ik als een gek te zweten. Mijn nieuwe herfstlook is veel te warm voor dit September weer. Een vrouw die 39 weken zwanger is, heeft zojuist gebeld. De weeën zijn begonnen. Zij en haar man hebben al twee jongens, en ook dit wordt weer een jongen. Als ik richting hun voordeur loop, wil ik mijn trui uitrekken, maar het hemdje dat eronder zit kan ik niet tot werkkleding rekenen. Terwijl ik wacht tot de deur opengaat, sjor ik wat aan mijn trui om mezelf koelte toe te wuiven.
“Daar ben je,” begroet de man des huizes mij. “We hebben de jongens al ondergebracht bij vrienden.” Hij praat vrolijk door als hij me voorgaat naar de slaapkamer. Daar is zijn vrouw druk bezig een wee op te vangen. “Hier is ze.” Hij draait zich om en gaat weer naar de woonkamer. “Hoi,” zegt de vrouw. De wee is weer verdwenen. Ze begint te kletsen. Ik start de controle. “Vijf centimeter ontsluiting.” De man komt terug met twee koppen thee. “Ik heb nog twee koppen thee staan,” zegt de vrouw. Ze wijst naar het nachtkastje. “Oh,” zegt hij en kijkt mij vragend aan. “Ik heb liever een glas water. Het is warm buiten.” Even later komt hij terug met drie glazen water. Net op dat moment werkt zijn vrouw een wee weg. Hij zet de glazen neer, kijkt niet op of om en verdwijnt weer.
“Laat mijn man maar,” zegt ze als de wee weg is. “Hij moet iets te doen hebben.” Ik knik. “Hij gaat mijn hand niet vasthouden,” gaat ze verder. “Zo zitten we niet in elkaar. Laat hem maar functioneel zijn.” Ik knik nogmaals.
Wee voor wee werkt ze weg en ondertussen klets ze gezellig met mij. Op de kasten om ons heen staat inmiddels een hele verzameling koppen, glazen en halfgevulde borden. De kraamhulp is gearriveerd en de spullen worden klaargezet. De weeën worden heftiger. De man zit leunend tegen de andere kant van het bed. De vrouw grijpt mijn hand. Hij vindt het prima. De jongen komt schreeuwend op de wereld. De man lacht: “Zo dat is de laatste.” “Dat klopt,” zegt zij. “Dat hebben we zo afgesproken.”
“Mag ik mijn moeder bellen?” vraagt hij. “Dan kan ze komen.” “Wacht nog heel even tot de placenta er ook is,” zeg ik terwijl ik hem aankijk. “De placenta moet nog geboren worden en ik wil zeker weten dat de bevalling volledig afgerond is en dat we niet alsnog naar het Ziekenhuis moeten.” Hij luistert niet en pakt zijn iPhone uit zijn zak. “He mam, je bent wéér oma geworden,” zegt hij. “Wacht, ik zet je even op de speaker.” De vrouw perst, de placenta moet eruit. Ik geef ondertussen instructies aan haar. “Oh wat fijn lieverd, wat bijzonder,” klinkt het door de kamer. De vrouw perst nog een keer. De kraamhulp staat met de baby in haar armen en wisselt blik met de man en mij.
“Wat vind ik dat fijn dat er op deze dag iets positiefs gebeurd,” zegt oma. Dan is de man stil en kijkt roerloos naar zijn telefoon. “Je weet niet meer welke dag het is vandaag, he? Je bent het vergeten.” Nog een laatste keer perst de vrouw terwijl ik steun geef aan haar buikspieren. “Lieverd je vader zou, als hij nog geleefd had, vandaag jarig zijn geweest.” De man legt zijn hoofd op de schouder van zijn vrouw en begint keihard te huilen. Ik heb op dat moment een placenta in mijn handen.